Lespagina van Poortinga, e-docent bedrijfseconomie op Lineone   
mm
Bedrijfseconomie                                                                                         naar het vara-menu
home
nu extra
oefeningen
woordenlijst
toelichtingen

extra oefenopgaven
 
HOME,   Hoofdstuk 1  H2  H3  H4  H5   H8-9  Woordenlijst 
Waarom uitweidingen als er al een samenvatting is. Ach, elk heeft zijn/haar eigen manier van verwerken. Kern van de les is alle stof uit het boek. Soms wil men een samenvatting maar soms ook een uitweiding. Dan beziet men de stof eens vanuit een ander perspectief en een meerdimensionaal beeld is nu eenmaal wat levendiger en beter te bevatten. Het beste werkt het om zelf pen en papier te pakken -of het kladblok van je computer- de hoofdbegrippen neer te pennen en dan met het boek dicht  een kleine uitweiding te geven voor een denkbeeldige medestudent. Het volgende heb ik a prima vista neergepend na het lezen van de inhoudsopgave  van het basisboek bedrijfseconomie van P.de Boer, M.P. Brouwers en W Koetzier, 5e Druk Wolters Noordhof dat door  leerlingen een helaas volstrekt verward en onbegrijpelijk boek wordt gevonden.
 
Hoofdstuk 4 samenvatting

4.0 leerdoel

4.1 financiele rekenkunde

4.2 investeringsproject

4.3 cashflow

4.4. beoordelingscriteria

 

inleiding

In de vorige hoofdstukken hebben we kennis gemaakt met veel bedrijfseconomisch taalgebruik.
Een aantal begrippen daaruit staan in dit boek centraal:
Dat is het onderscheid tussen:

* Ontvangsten en Uitgaven enerzijds (Daarmee maakte je de Liquiditeitsbegroting)
* Opbrengsten en Kosten anderzijds (Daarmee maakte je de Exploitatiebegroting)

Zonder het vlot kunnen herkennen van het karakter van financiele (begrote) feiten. Het kunnen herkennen of het Uitgaven en of Kosten zijn c.q. Opbrengssten en of Ontvangsten kon je niet begroten. In het volgende moeten die onderscheidingen nog steeds vlot kunnen worden herkend.

Het leerdoel van hoofdstuk 4 is: 
Het kunnen begroten en analyseren van de rentabiliteit van een investeringsproject.

Als gereedschap heb je daarvoor in de eerste plaats enige kennis nodig van de financiele rekenkunde. Voor wie dat niet heeft is wordt dit in 4.1 gegeven.

In de tweede plaats moet je een helicopterview ontwikkelen voor een investeringsproject. Je moet oog onwikkelen voor het samenhangende geheel van een project.
Daarna wordt je blik in het bijzonder gericht op de cashflow: dit is de continue stroom liquide middelen in en uit het bedrijf (in casu naar aanleiding van een begroot investeringproject)

Daarna wordt je enig enicht bijgebracht in de verschillende soorten rendementsanalyses die je op het voorgaande kunt loslaten. Van belang is dat je leert het schijnbaar absolute karakter van de diverse analyses te relativeren. Wegens de vele alternatieve bijkomstigheden is geen analyse heilig. Het ondernemen begint waar de analyse ophoud.

Als staartje worden de begrippen financial en operational lease verduidelijk. Een keus voor koop, huur of lease kan de cashfow en de daarop gebaseerde analyses aanzienlijk beinvloeden.
top
4.1 financiele rekenkunde
berekening van de rentesom ( R ) over een kapitaal (K): bij een rentevoet van ( I) %:
R = K*I voorbeeld: f.10=f.100*10%

berekening eindkapitaal bij enkelvoudige rente (enkelvoudige interest):
E =K+K*I ==> E=K(1+I)

berekening eindkapitaal bij samengestelde rente (samengestelde interest):
Het eindbedrag op het eind van elk jaar wordt opnieuw een jaar opgerent als onder enkelvoudige rente beschreven: E=K(1+I)(1+I)....(1+I) ==> E=K(1+I)n

berekening van het eindkapitaal door jaarlijkse sroting van een bedrag:
Dit is een herhaling van zetten van het vorige: voor elke jaarlijkse storting bepaal je het aantal jaren tot expiratie, berekend het eindkapitaal en tenslotte tel je al die bedragen op. (Het werken met de sigma-notatie is overigens in de meeste computerprogramma's niet te doen. Zeker niet met grondige kennis van het gebruik van de programmatuur.)

berekening van de contante waarde van een eindsom bij een enkelvoudige rente.
Hiertoe draai je de tweede formule algebraisch om zodat het eindkapitaal links ataat en het beginkapitaal en de rente rechts: K=E/(1+I) ==> K=E*(1+I)-1 

Bij de contante waarde teruggerekend over n jaar wordt dit naar analogie van het vorige: K=E/(1+I)n ook te noteren als k=e(1+I)-n 
top


4.2 Het investeringsproject 

De tekst in het boek is zo eenvoudig dat daar mijns inziens niets aan toe te voegen is.
top


4.3 De cashfow

De casflow is de geldstroom zoals die continu in- en uitgaat naar aanleiding van het bedrijfsgebeuren in dit hoofdstuk naar aanleiding van een investeringsproject. Een investeringsproject is het geheel van alle samenhangende investeringen rond een nieuwe ondernemingsproject.
Omdat er bij het begroten gemakshalve niet van wordt uitgegaan dat er op het eind van de totale periode nog onbetaalde rekeningen zijn is over de hele periode gezien de geldstroom niet alleen even groot als het totaal van uitgaven en ontvangsten, maar ook als het tataal van kosten en opbrengsten. Als we de geldstroom verdelen in kleine perioden is dat natuurlijk niet het geval. 

Berekenen we de cashfow naar aanleiding van de periodewinst, dan zullen we daar rekening mee moeten houden, ongeveer op dezelfde wijze als in de opstelling van de liquiditeitsbegroting. We moeten dan enige correcties aanbrengen.
casflow bij de aanvang van het project = - investeringen
cashflow lopende het project = + periodewinst + afschrijvingen
cashflow op het einde van het project = + desinveseringen
Omdat Afschrijvingen + desinvesteringen - investeringen = 0 is over de hele looptijd van het project het saldo van de cashflow gelijk aan de periodewinst zoals impliciet in het voorgaande gesteld is.

Omdat over de winst ook nog belasting moet worden betaald zullen we in elke belastingperiode ook de betaalde belasting mee moeten nemen. Dat geldt heeft de ondernemer even mogen beethouden maar daarna is het toch weg.
Verder moeten de kosten van het aantrekken van het te investeren vermogen meegenomen worden. Die kosten zijn het geringste als de investering zo snel mogelijk wordt terugverdiend. (tijdsvoorkeur vermogenskostenvoet)
top

4.4 beoordelingscriteria

De begrote investeringsprojecten worden alleen uitgevoerd als ze winstgevend zijn.
Het liefst worden die projecten uitgevoerd die de meeste winst op leveren. (de maximale gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit) Soms ook liever die projecten die het snelste winst opleveren. (Minimale terugverdienperiode)
Die winst wordt natuurlijk gemeten per geinvesteerde euro (gulden). 
Een goed kriterium voor de winstgevendheid die beide vorige kriteria min of meer dekt is de contante waarde van alle periodewinsten per geinvesteerde euro. Dit kriterium omvat immers de totale waarde en het tijdsaspect. 
Daarbij worden twee methoden wel gehanteerd.
1. Interne rentabiliteit: de methode van de interne rentabiliteit meet de rentabiliteit van een investeringproject door de discontovoet -renteniveau- te bepalen, waarbij de contante waarde van de verwachtte cashflows gelijk is aan het investeringbedrag.) 
2. De netto contante waarde methode berekent de contante waarde van de cashflows, inclusief het oorspronkelijke investeringbedrag, waarbij als disconteringsvoet de vermogenskostenvoet wordt gebruikt.

top

Let op: Op deze pagina's staan kunnen links naar samenvattingen van de lesstof staan. Het is echter niet voldoende om alleen samenvattingen te leren. Men wordt geacht de hele lesstof te kennen. De stof die op deze site wordt behandeld is veelal de kern. Leren gaat bovendien niet zonder aktief oefenen. Heb je zelf suggesties voor links of tips en materiaal. email die dan naar deze site. Zo mogelijk zal de site daarmee verbeterd worden. 
copyright G. Poortinga