Een goede samenvating word na elke les in het boek zelf
gegeven. Verder is zijn er op het WWW goede samenvattingen
bijvoorbeeld: http://www.uittreksels.nl/allesamenvattingen.htm
toelichtingen hoofdstuk 3
inhoud:
3.1 de financiele structuur
3.2 Het ondernemingsplan
In het vorige hoofdstuk kwamen de finaciele structuur en het
ondernemingsplan even aan de orde;
in hoofdstuk 3 wordt aan deze begrippen concrete invulling
gegeven.
SAMENVATTEND SCHEMA: de balans nader bekeken.
Links op de balans staan
een aantal al dan niet synonymen: links
debet bezittingen activa
kapitaal:
kapitaalgoederen
vast kapitaal
vlottend kapitaal
-->vermogensbehoefte --->kapitaalsstructuur
|
rechts op de balans staan
een aantal al dan niet synonymen: rechts credit schulden
(ook die aan jezelf = eigen verm) vermogen: passiva
eigen vermogen vreemd vermogen
kort vreemd vermogen
lang vreemd vermogen -->vermogensvoorziening -->vermogensstuctuur -->financiering
|
wat links staat
-----------------------------> |
moet ook rechts staan (de
balans is altijd in evenwicht) |
Het geheel, links
en rechts (van kapitaalsstructuur welke leidt tot
vermogensstructuur) heet de financiele structuur.
idem: Links staat de investeringsbegroting, die leidt
tot de vermogensbehoefte en vandaaruit tot (rechts) het
financieringsplan en het geheel heet de begrote
openingsbalans.
idem op de winst en verliesrekening: Rechts staat de
begrote omzet, links de daarvan afgeleidde begroting van
de productiekosten en het geheel heet de
exploitatiebegroting
Een apart verhaal is de van de vorige begrotingen
afgeleide liquiditeitsbegroting waarin de verwachtte
geldstromen word geanaliseerd en per periode de netto
liquiditeitsbehoefte wordt begroot.
De begrote eindbalans vloeit voort uit de begrote
beginbalans plus het resultaat van de begrote
exploitatie over de periode
De balans bevat voorraadgrootheden, de
liquiditeitsbegroting en de exploitatiebegroting
bevatten stroomgrootheden (uitgezonderd het resulterende
kas/banksaldo c.q. het winst/verliessaldo).
|
Wat uit de vorige lessen volstrekt helder moet zijn is het
onderscheid tussen kosten en
uitgaven enerzijds en het verschil tussen opbrengst en
ontvangsten anderzijds. Zonder een helder beeld van dat
onderscheidt zijn de opgaven niet lastig, nee ze zijn niet te
maken.
Kosten en opbrengsten zet je namelijk
op de exploitatiebegroting (winst en verlies rekening)
en ontvangsten en uitgaven zet je op
de liquiditeitsbegroting (liq. balans)
uitgaven: datgene wat je daadwerkelijk
betaald.
Je kunt globaal uitaven doen voor:
* teruggave eigen of vreemd vermogen
* investeringen in duurzame activa
* inkoop van voorraden
* lonen, verzekeringspremies, rente enzovoort.
Uitgaven kunnen heel goed samenvallen met het nemen
van kosten maar het nemen van de kosten kan heel goed op
een later moment.
De uitgaven wegen inkopen blijken ook uit het saldo
van de inkoop en de toe- of afname van het bijbehorende
leverancierskrediet (onder crediteuren). Immers als je
een deel op rekening koopt zal de post crediteuren met
evenveel toenemen. Als je extra oude rekeningen betaalt,
zal de post crediteuren afnemen.
In principe kan elk soort uitgave zo gevonden worden,
omdat tegenover elke aankoop, investering of teruggave
van eigen of vreemd vermogen of een afname van het
kas/banksaldo staat en/of een toename van een of ander
krediet. |
kosten: datgene van je verbruik of
afschrijving wat je onder de naam kosten aan het lopende bedrijfsgebeuren
toegerekend. KOSTEN NEEM JE! Pas dan bestaan ze.
Omdat het nemen van de kosten i.t.t. het uitgeven van
geld een subjectieve gebeurtenis is is het mogelijk om
door het vroeger of later nemen van de kosten het
jaarresultaat behoorlijk positief of negatief bij te
kleuren.
Dat is ook de reden dat de fiscus, de overheid, aan
het nemen van kosten haar eigen eisen en regels stelt
ten behoeve van het fiscale jaarverslag
Maar ook volgens algemeen geaccepteerde auditing en
accounting standaards, volgens welke de
registeraccountant signeren, kan niet zomaar alles en
moet de informatie in ieder geval duidelijk de methode van waardering en afschrijving en van
winstbeoordeling en dergelijke. in hun commerciële verslag
meedelen. |
ontvangsten: dit is wat daadwerkelijk aan
je betaald wordt ontvangsten kunnen heel goed samenvallen met het
realiseren van omzet/verkoop namelijk bij contante
verkoop, maar het realiseren van omzet kan heel goed op
een later moment hebben plaatsgevonden door verkoop op
rekening. Of ook op een eerder moment door
vooruitbetaling (eventueel zelfs op een geblokkerde
rekening), terwijl de productie nog moet plaatsvinden.
De ontvangsten wegens omzet blijken ook uit het saldo van de omzet
en de toe- of afname van het leverancierscrediet (onder
crediteuren). Immers als je een deel op rekening koopt
zal de post crediteuren met evenveel toenemen. Als je
extra oude rekeningen betaalt, zal de post crediteuren
afnemen.
In zijn algemeenheid geldt de saldomethode ook voor
ontvangsten wegens andere balansposten. Immers of de kas
neemt toe of de te ontvangen schulden. |
opbrengsten: datgene van je
verkoopt of wat je onder de naam omzet aan het lopende bedrijfsgebeuren toegerekend.
OPBRENGSTEN REALISEER JE. Op de verkoopdatum of
contractuele opleverdatum bestaan ze. Omdat het
realiseren van opbrengsten een subjectieve of een
contractuele gebeurtenis is is het mogelijk om
door het meer of minder uitstellen van de realisatie het
jaarresultaat behoorlijk positief of negatief bij te
kleuren.
Dat is ook de reden dat de fiscus, de overheid, aan
het nemen van kosten haar eigen eisen en regels stelt
ten behoeve van het fiscale jaarverslag
Maar ook volgens algemeen geaccepteerde auditing en
accounting standaards, volgens welke de
registeraccountant signeren, kan niet zomaar alles en
moet de informatie in ieder geval duidelijk de
methothode van waardering en afschrijving en van
winstbeoordeling e.d. in hun commerciele verslag
meedelen. |
Schema liquiditeitsbegroting: Een liquiditeitsbegroting
maak je bij voorkeur niet in balansvorm omdat je met een groot
aantal kolommen werkt voor de komende periode. (In de praktijk
kunnen dat er wel 52 zijn voor het komende jaar)
liq. begr. over het lopende jaar |
|
1e kw. |
2e kw. |
3e kw. |
4e.kw |
ontvangen wegens:
1. a: contante verkopen
b: of met de saldomethode:
verkopen op rekening
+ afname afnemerscrediet (debiteuren) of
- toename afnemerskrediet
2. overige terugbetalingen (teveel betaalde huur,
rente, retourneringen etc)
3. gestort eigen of vreemd vermogen
4. desinvesteringen (verkoop gebouwen, machines)
|
|
xxxxx |
xxxx |
xxxx |
xxxx |
uitgegeven wegens:
1. a. contante inkopen of
b. of saldomethode: inkopen op rekening
+ afname leverancierskrediet (oude rek. betaald)
- toename leverancierskrediet (crediteuren)
2. overige betalingen: lonen, rente huur premies etc.
(vermits niet via tussenrekening en opslag, niet
in dit boek)
3. terugbetaling eigen of vreemd vermogen
4. investeringen (contante aankoop gebouwen en
machines of saldo nieuwe gebouwen en
hypotheeklening)
|
|
xxxxx |
xxxx |
xxxxx |
xxxx |
saldo van ontvangsten en
uitgaven moet door de kasvoorraad gedekt kunnen worden.
Zo niet, dan moet er een variabel krediet bij de bank
geregeld worden. In dat geval zal ook de verwachtte
rentelast in de liquiditeitsbegroting berekend moeten
worden. (zie opgave h3.5) |
|
+/- |
xxxxxx |
xxxx |
xxxx |
De balans:
Op de balans staan op de linker kant al je bezittingen en op
de rechter kant al je schulden.
De financiele hoofdstructuur bestaat daarin, dat aan de
rechterzijde (credit) staat waar je
het geld vandaan hebt en aan de linkerzijde staat waar je het geld
aan besteed hebt. Bijvoorbeeld links staat het bedrijfspand en
rechts de hypotheeklening waarmee dat pand gefinancierd is.
terug
De hoofdstructuur van de balans kun je verfijnen door zowel de bezittingen
links (debet) als de globaal(!) daarbij horende financiering rechts in passende rubrieken
onder te verdelen. Maar, omdat de ene
gulden precies de andere gelijk is, is dit natuurlijk wel een
arbitraire zaak. Het structureert wel de gedachten van de ondernemer, geeft toch inzicht en dat
is 100% winst (niet boekhoudkundig hoor!).
terug
De spullen op de rechterkant, de bezittingen op de debetzijde,
wordten ook wel activa genoemd.
Activa (meervoud van actief) is dus een taalkundig synonym van
bezittingen. Het is bedrijfseconomisch
jargon en eigenlijk ook normaal dagelijks spraakgebruik. Wie
volgende week nog aktiva aan de verkeerde
kant zet kan beter opnieuw beginnen.
terug
Het spul aan de linkerkant de creditzijde, de rechterkant,
heet passiva. Passiva (meervoud van passief)
zijn dus alle financhieringsbronnen (schulden en eigen
vermogen) aan de linkerzijde.
Het eigen vermogen is dus eigelijk een schuld van het bedrijf
aan de eigenaren.
Ook belastingtechnisch is dit zo uitgewerkt. Eigen vermogen
wat men heeft ingebracht kan men
er belastingvrij uithalen. Eigen vermogen wat het bedrijf als
eenmansbedrijf voor
je heeft verdient valt onder de inkomensheffting (ingeval van
bv of nv idem bij aanmerkelijk belang).
terug
Voor wie het nog niet doorheeft: de namen actief en passief
zijn heel logisch. De financhiering wordt
aangetrokken als middel om aktiva te kopen. De schuld blijft
daarna werkloos op de balans, maar net de
aangekochte bezittingen wordt aktief gewerkt of worden aktief
verwerkt om een produkt te maken.
Als je het verschil in aktief en passief proeft zul je je ook
nooit vergissen tot welke groep b.v.
de hypotheeklening behoord of tot welke de boormachiene.
terug
Duurzaam en vlottend: Dit is een onderscheid dat zowel de
aktiva als de passiva structureert.
Aktiva, (bezittingen of virtuele debetposten) die lang meegaan
zijn duurzaam.
(Het duurt lang voor je ze kwijt bent/ versleten of opgebruikt
hebt)
Activa die je snel verbruikt, zoals suiker en kroketten in de
kantine, tussenproducten enzovoort, zijn vlot weg. Het zijn dus vlottende aktieva. Het woord
vlotten betekent wegstromen.
(Let op, want verwarring loert alom! Hoewel vlottend, zijn
vlottende aktiva nog wel voorraadgrootheden en geen stroomgrootheden -hfst 1-; die term heeft geen plek op
de balans maar wordt gebruikt bij de kostencalculatie. b.v. kosten per
uur)
Voor de onderscheidende periodelengte tussen duurzaam en
vlottend gebruikt men over het algemeen
een productieperiode. Gaat een productiemiddel meerdere
perioden meer dan worden de kosten uitgesmeerd
over die perioden. Die uitgesmeerde kosten worden dan wel b.v.
afschrijvingen genoemd.
terug
Als je de totale vermogensbehoefte definieert als bruto
behoefte nodig om alle waarde van de bedrijfsactiva te financieren, dan is de
is de netto
vermogensbehoefte
alle financiering die je expliciet moet regelen. De voorraad
goederen die je pas na verkoop hoeft
te betalen of de operationele-leaseauto's hebben hun eigen
totale vermogensbehoefte.
Deze behoefte is echter extern verzorgd en draagt niet bij tot
jouw netto vermogensbehoefte op jouw balans.
terug
Kijk in het boek eens goed naar de definities van
Kapitaalsstructuur en Vermogensstructuur en Financiele
structuur: zit nu niet iemand daar heel moeilijk te doen? Wil
iemand daar per se een examenvraag over? Kijk nog eens in het samenvattende
schema.
terug
De gouden balansregel ligt vrij voor de hand: Financier
duurzame aktiva en de constante kern van de vlottende
aktieva niet met kort (vreemd of eigen) vermogen. Immers een
snel op te eisen schuld is zelden snel
te betalen door bijvoorbeeld het verkopen van gebouwen. Vaak
helemaal niet. Het geld uit de gebouwen komt
juist geleidelijk vrij doordat ze langdurig benut worden in
het productieproces.
terug
Kosten zijn geen uitgaven!
Het spreekwoord luidt nog altijd: "De kost gaat voor de
baat uit."
Wil je een onderneming drijven dan zul je kosten moeten maken.
Alles wat je voorschiet, iets uitgeeft, of het nu is voor een
gebouw of voor de voorraad, heet dat in de bedrijfseconomie
investering. Een investering is bedrijfseconomisch nog geen
kosten. Je hebt immers nog evenveel. Kosten worden het pas als
je iets verbruikt in het productieproces.
terug
Omgekeerd
opbrengsten realiseer je als je iets daadwerkelijk verkoopt.
Als je dat op rekening doet, ontvang je nog niks. Als de
rekening betaald wordt, heb je ontvangsten. echter geen
opbrengsten, want die had je al eerder namelijk bij de
realisering van de verkoop. Wanneer je contant verkoopt,
vallen opbrengsten en ontvangsten samen.
Moeilijk vindt men vaak het onderscheid tussen kosten en
uitgaven of hun tegenpolen opbrensten en ontvangsten.
Dit is onnodig als men daar gewoon even bij stilstaat en de
begrippen overdenkt en herkauwt.
Immers als je 50 gulden hebt en op de politieveiling
(regelmatig in de stationsstalling) een fiets koopt voor 50 gulden, dan is 50 gulden uit je zak verdwenen. Dit is
een uitgave. Je zegt in het dagelijks taalgebruik dan" "Die fiets
kostte me 50 piek!"
Maar in de bedrijfseconomie ziet men dat anders.
Je kapitaal is immers nog intact. Je heb nu een fiets met
gelijke waarde. Je hebt uitgaven gedaan maar nog geen kosten gemaakt.
terug
voorbeeld: Met andere woorden de uitgave, oftewel de aanschaf van de
fiets, is geen kosten. Kosten zijn in de bedrijfseconomie namelijk waarden die je verbruikt hebt bij de
productie van iets. Wanneer wordt die fiets nu kosten?
Stel je rijdt er 500 kilometer mee voordat hij gestolen wordt.
Dan kost je dat per kilometer een dubbeltje.
Als je bedrijfsmiddellen aanschaft noem je dat pas kosten voor
het deel dat gebruikt is in het
productieproces b.v. schroeven per radio, opslag voor de
afschrijving van machines per bandrecorder etc.
terug
Met ontvangsten en opbrensten is dat net omgekeerd. Wanneer
je een krat fietsen op rekening verkoopt heb je opbrengsten. Wanneer de rekening betaald wordt heb je
ontvangsten. Dit onderscheid is erg belangrijk, omdat ook veel ervaren bedrijfsadviseurs hier nog de mist mee
ingaan en zo met hun advies een tekort aan liquide middelen (kasgeld en banktegoed) bij hun klanten
veroorzaken.
Ander wijze van verwoorden: kosten komen in mindering gebracht
op opbrengsten
en het saldo is winst; uitgaven verminderen de liquide
middelen.
terug
Kosten neem je: Wanneer ontvangsten ontvangsten zijn of uitgaven uitgaven is
eigenlijk altijd wel duidelijk. Minder helder is vaak 'wanneer' bijvoorbeeld uitgaven veranderen
in kosten.
Dit is dan ook een kwestie van bedrijfspolitiek. Voor wat
betreft het fiscale
jaarverslag worden wel een aantal eisen en randvoorwaarden
gesteld. Voor wat betreft het
commercieel jaarverslag is dat vrijer. Men kan
bijvoorbeeld de afschrijving van een
bedrijfsmiddeld direct als kosten boeken. Men kan die
afschrijving echter ook boekhoudkundig opzouten en periodiek afstrepen tegen een geaccumuleerde
"opslag-afschrijving" Of neem het voorbeeld van de Laagrendementsketel. Door het totaal
plotseling afschrijven van de laagrendementsketel en de aanschaf van een nog niet
afgeschreven hoogrendementsketel kunnen de periodekosten (afschrijvings-
+ exploitatiekosten) omlaag gaan. Het is dan geredeneerd vanuit de
continuiteit van het productieproces onlogisch om direct de volle kosten van de
restafschrijving voor de oude ketel te nemen. (Dit zou
je wel willen doen als het een verplichte uitgave was op basis
van milieuregels waarbij de periodekosten hoger worden. Maar
ook dan hoeft het niet per se). Die extra investering samen
met de oude stal je dus boekhoudkundig ergens en smeer je uit over
eventueel toekomstige jaren. Kosten, met name van duurzame
productiemiddelen 'neem' je, meestal per product of per
periode.
terug
Het is dus altijd zaak om niet klakkeloos een bepaalde soort
uitgaven of afschrijving/herwaardering etc. als kosten te nemen. Altijd
zal gemotiveerd moeten worden
of het in bedrijfseconomische zin kosten betreft. Ook om
fiscale redenen zal een bedrijf
geneigd zijn om kosten hetzij uit te smeren, hetzij wel of
niet te nemen voor 31 december.
terug
Voorbeeld: Over het nemen van de kosten: Boonstra heeft voor zijn
afscheidsjaar natuurlijk zo weinig mogelijk kosten laten
nemen. Daardoor vertrekt hij met een hoge winst en volgend
jaar zal zijn opvolger dit glad moeten strijken en beginnen
met een verlaagde winst. In het commercieel jaarverslag kun je
veel oneffenheden werwerken. Zie ook het volgende citaat van
Corne van Zeijl onderaan deze pagina.
terug
financiering
en het economisch principe
Het economisch principe (hfst 1) is hier van toepassing: Het
is de kunst om tegen zo laag mogelijke kosten aan het te investereen bedrag te komen.
Ook daarbij in aanmerking genomen alle bijkomende voorwaarden.
Je kunt daarbij in grote lijnen een reeks vormen:
* eigen geld: dit is de goedkoopste vorm van financhiering
(aannemende dat je er niks beters mee hebt te doen)
Nadeel is dat je bij een verliesmakend bedrijf dit geld tot
verdriet van je levenspartner en je toekomstige erfgenamen
kwijt raakt.
* een lening tegen rente. Je gaat er natuurlijk vanuit, dat je
met je onderneming meer geld maakt dan de rentekosten. Zo niet dan kun je beter je onderneming staken.
Het vervelende is echter, dat je dat geld terug moet betalen.
Er zijn verschillende mogelijkheden:
bankkrediet, leverancierskrediet, obligaties, tante Agaath etc. Door banken wordt vaak, ook als je bedrijf
een kleine rechtspersoon is een persoonlijk borgstelling of hypotheken gevraagd. Dat risico is statistisch
te zien als een extra kostenpost.
* verkoop van aandelen Dit is het voordeligste geld. Je hoeft
het immers niet terug te betalen en als er geen winst is of de kapitaalsbehoefte groot is, hoeft er geen
dividend te worden uitgekeerd.
Nadeel is echter dat je echt voor altijd een stukje van je
eigendom van je bedrijf inlevert, zodat je op den duur niet meer kunt spreken van jouw maar van HET
bedrijf. En als er gigantische winsten worden gemaakt dan mis je die kans. In de praktijk zal bij een goed
bedrijf het hefboomeffect van vreemd vermogen zo groot zijn dat deze "kostenpost" wel
uitkan. Het later (duur) inkopen van eigen aandelen kan een oplossing bieden.
terug
Financiering moet ook niet lukraak worden aangetrokken.
Uitgaande van het ondernemingsplan moet je de verschillende soorten toekomstige geldstromen
analyseren en
daarvoor de benodigde hulpbronnen zoeken. Met andere woorden je moet structuur
aanbrengen in je
financhiering: de financiele structuur.
Die structuur moet net als alle andere zaken gepland worden en
ge-implementeerd.
Met andere woorden je moet plannetjes maken en daarmee de boer
op.
terug
De structuur in je financiering moet op overzichtelijke wijze
inzichtelijk gemaakt worden:
In de wereldwijd gebruikte boekhoudmethode wordt
daarvoor een balans getekend.
Het woord balans betekent natuurlijk gewoon weegschaal, niet
een digitale, maar zo'n ouderwetse.
Een balans, tenminste dat is het doel, moet in evenwicht
zijn. Met andere woorden: wat links (debet) staat moet ook rechts (credit) staan. Boekhoudkundig
wordt dit altijd bereikt door de post eigen vermogen op de rechterzijde (credit) te plaatsen
als sluitpost.
Een sluitpost is het bedrag dat het totaal links
en het totaal rechts gelijk maakt.
in de winst en verliesrekening is dat de winst of het
verlies)
terug
hoofdstuk 3.2 het ondernemingsplan
De
investeringbegroting: In de
investeringsbegroting wordt geschat welke productiemiddelen
nodig zijn en hoeveel vermogen daarvoor nodig is (hoeveel dat
moet kosten). De investeringsbegroting is dus een overzicht
van alle benodigde productiemiddelen en hun aanschafprijs. Dit
zijn gebouwen, machines, voorraden grondstoffen of
halffabrikaten, kantoorinventaris en ook het te verlenen en te
verkrijgen leverancierskrediet, de noodzakelijke buffers aan
kasgelden of bankkrediet. Alle geschatte aanschafprijzen in
de investeringsbegroting opgeteld geeft de vermogensbehoefte Teneinde
de vermogensbehoefte te dekken wordt een financieringsplan
gemaakt. Dit resulteert in een lijst met potentiele
financieringsbronnen voor de verschillende lang- en
kortlopende investeringen. De investeringsbegroting (links)
en de financieringsbegroting (rechts) geven de begrote
beginbalans.
terug Voor de komende productieperiode wordt een exploitatiebegroting
gemaakt. In de exploitatiebegroting wordt op basis van de
begrote (geschatte) omzet de verkoopopbrengsen en de
productiekosten voor de periode geschat.. Het saldo (het
verschil) is de begrote winst (of verlies). Omdat de
uitgaven veelal aan de ontvangsten voorafgaan en omdat die
beide hun eigen pieken en dalen kennen, wordt een liquiditeitsbegroting
gemaakt. Daarbij wordt over een serie deelperioden (dagen,
weken, maanden) van de begrote productieperiode meer in detail
geschat wat de ontvangsten en uitgaven zijn (dus niet de
kosten en opbrengsten!!!). Op basis daarvan is het verloop van
het kassaldo te schatten en dus ook te bepalen wanneer in
welke mate hetzij kasgeld hetzij een lopend-bankkrediet
aangesproken aanwezig moet zijn. Op basis van de
liquiditeitsbegroting wordt de al bij de investeringsbegroting
genoemde liquiditeitsbuffer (kas bank saldi) nader vastgesteld
en gepreciseerd
terug Omdat met de exploitatiebegroting duidelijk
is welke productiemiddelen naar verwachting verbruikt zullen
worden en welke ontvangsten daartegenover staan. Ligt op grond
van voorgaande begrotingen ook de begrote
eindbalans vast. Al die begrotingen samen zijn het
ondernemingsplan.
terug nogmaals 3.2 (iets losser
benaderd)
Een plannetje maken, ook een ondernemingsplan begint met een
idee!
Na dat idee zit je ermee. je moet het beeld duidelijk maken. Hoe pak je het aan om het
idee te verwerkelijken. Dit boek begint met de investeringsbegroting. Een
ondernemer daarentegen begint zijn gedachtengang wellicht met
het idee dat hij een leuk produkt goed aan de man kan brengen.
Daarna vraagt hij zich af voor welke prijs en hoeveel. Hij
heeft dan ruwweg zijn toekomstige omzet begroot (begroten is
schatten). Vervolgens stelt hij voor zichzelf een minimaal
redelijke winstmarge vast (om van te leven en voor de
risico's) Hij houdt zo een begroot maximaal bedrag over
waarvoor de omzet geproduceerd moet worden. Vervolgens schat
de ondernemer in hoeveel de productie van de benodigde omzet
zou kosten. Ten behoeve van een schatting van de
productiekosten begroot de ondernemer eerst alle noodzakelijke
duurzame en vlottende productiemiddelen. inclusief een
liquiditeitenbuffer. Dit is de investeringbegroting. Daarbij moet je met alle zaken
rekening houden: aangekochte halffabrikaten,
tafels en stoelen, de suiker in de kantine, wc-eend etc. Daarbij
schat de ondernemer in, hoeveel kosten hiervan per periode ten
laste van de noodzakelijke productie komen. De begroting van
productiekosten en omzetopbrengsten tesamen noemen we de
exploitatiebegroting. Omdat de productie en de omzet
niet percies gelijktijdig lopen is er ook een buffer aan
kasgeld of banksado nodig. Ook de piekbehoeften aan geld
moeten gedekt kunnen worden. Daartoe inventariseert de
ondernemer de toekomstige verwachtte geldstromen. Met andere
woorden hij maakt een liquiditeitsbegroting. Op basis van de
liquiditeitsbegroting schat de ondernemer de behoefte aan
kasgelden. en voor de noodzakelijke investering in
productiemiddelen en liquiditeiten maakt de ondernemer een
financieringsplan. Dit boek begint heel eigenwijs het
ondernemingsplan van de andere kant met een
investeringsbegroting. Dat kan geen kwaad. Het totaal aan investeringbehoefte is vanzelfsprekend even
hoog als de vermogensbehoefte. In mijn ogen zijn beide woorden net als kapitaalsbehoefte vrijwel
sysnoniem.
Houdt er in elk geval rekening mee dat je publiek de subtiliteiten in het
onderscheid niet vat.
Alles opgeteld
geeft de vermogensbehoefte.
Als je die behoefte weet moet je een plannetje verzinnen om
dat geld ook bijelkaar te harken. Om in die vermogensbehoefte
te voorzien is een plan nodig: ga je naar je vrouw, je oom of
de bank of naar alle drie. Zoek je een commanditaire vennoot
of sluit je een hypotheek en voor wel deel.
terug Een simpel
voorbeeld: Begin eens te inventariseren voor een fietsenhandel.
nodig is b.v.
- een werkplaats 100.000 (of huren a 1000 / maand)
- wat gereedschap en bandenplakspul 2000
- vooraad onderdelen 4000
- een kachel 2000
- een bonnenboekje en boekhoudboekje
de investeringsbegroting is dan ca 110.000 of ingeval van huren
(1 of meer maanden vooruit denken) 10.000
De overige omstandigheden zullen dus de keus tussen huren of
kopen bepalen. (b.v. heeft de man al een schuur om in te brengen, is er wat te koop
of is er geld te leen om te
kopen, wellicht is het toch voordeliger om te huren etc.)
Het klinkt niks, maar ga na: De vaste lasten zullen hierdoor
stel ca. 1000 per maand worden. aan eigen inkomen is ca 4000 nodig.
inclusief variabele kosten (inkoop fietsonderdelen) en BTW zal er dus
een maandelijkse omzet van ca. 6000 moeten komen.
Bij bandenplakprijs van fl 10 zouden bijvoorbeeld vier banden
per uur geplakt moeten worden inclusief alle handelingen er
omheen dit dag in dag uit. Dit is een rap tempo. In het
bedrijfsplan zal nu waarschijnlijk worden opgenomen dat er ook, nu de klanten toch komen voor plakken en
reparaties, nieuwe fietsen verkocht moeten worden met een leuke snellere
winstmarge. Dit vergt natuurlijk
extra investering etc. Uiteindelijk moet men tot een goede mix komen die netjes is doorgerekend.
terug
De commerciele jaarrekening kun je heel optimistich of heel
pessimistisch kleuren door het nemen van talloze kosten uit te
stellen of te vervroegen. Voorbeeld:
Afscheid
van Philips en Boonstra
Ik heb de afgelopen week de
afscheidpresentatie van Boonstra voor analisten mogen
bijwonen. Ik had de heer Kleisterlee nog nooit gezien. En
om een oordeel over het bedrijf te vormen moet je een idee
over het topmanagement hebben.
Als ik dat zo aanhoorde klonk
Kleisterlee duidelijk, goed onderlegd. Ik was enigszins
bevreesd, gezien zijn Philips-verleden. Ik ga niet van een
scheidend voorzitter syndroom uit zoals we bij Hagemeijer,
Elsevier, Getronics etc. hebben gezien. Desalniettemin
acht ik de kans groot dat Philips een slecht jaar tegemoet
gaat.
Mijn conclusie is: De
gemiddelde analist is nog veel te positief. De gemiddelde
televisiekijker weet blijkbaar al meer.
Ik geef u een
boodschappenlijstje met mogelijke problemen in 2001:
* Bijzondere baten zullen veel
lager uitkomen, omdat de waarde van de belangen die ze nog
bezitten aanzienlijk gedaald is. Op het miljarden belang
van Vivendi Universal zit bijvoorbeeld geen boekwinst
meer.
* Geen positieve
valuta-effecten meer. De Japanse concurrenten hadden het
afgelopen jaar last van een hogere Yen. En de
semi-conductor business is een dollar business. Als
laatste is de USA goed voor 18% van de omzet en 10,5 % van
de winst. Na in 2000 de dollarwind vol in de rug te hebben
gehad, lijkt er voor Philips een straffe valuta-tegenwind
op te steken.
* Een hoger
belastingpercentage. De verekenbare verliezen uit het
verleden beginnen op te raken. In 2000 moest men nog 22%
betalen. In 2001 zal dat groeien naar 25%. In de komende 3
ŕ 4 jaar zal Philips een normaal belastingpercentage van
33% moeten betalen.
* Philips verwacht een 15%
lagere winst uit semi-conductors in het eerste kwartaal.
Maar in de loop van het jaar verwachten ze een herstel. Ik
vraag me af waar dit optimisme op gegrond is.
* In de Boonstra jaren is de
voorraadratio naar beneden geschroefd. Dit is een
gemakkelijke winstbron. Dit kan echter niet eeuwig door
gaan... meer
Corné van Zeijl
|