HOME,   Hoofdstuk 1  H2  H3  H4  H5   H8-9  Woordenlijst 
 Meerkeuzevragen hoofdstuk 4:   8, 9 en 10					Dit is basisstof die je echt moet kunnen toepassen

gegeven zijn de volgende cashflows van een in een investeringsproject					
	jaar	cashflow			
	0	-120			
	1	40			
	2	40			
	3	40			
	4	40			

Alle bedragen worden aan het eind van het jaar betaald of ontvangen. De investeringen hebben aan het eind					
van de looptijd van het project geen restwaarde. De vermogenskostenvoet bedraagt 7,5% per jaar.					

8.	De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit van dit project bedraagt:				

Gedurende de looptijd van het project is de jaarlijkse winst gelijk aan de cashflow minus de afschrijvingen.					
In het laatste jaar moet bovendien de restwaarde worden afgetrokken, maar die is hier niet aanwezig.								

de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit vinden we door de gemiddelde winst te delen 								
door het gemiddeld geinvesteerd bedrag.								

De gemiddelde jaarlijkse winst wordt berekend door de som van alle cashflows inclusief investeringen 								
 en desinvesteringen(restwaarde) te delen door het aantal jaren looptijd								
								75
dus in de opgave: 40 / 4 = 10								
het gemiddeld geinvesteerd vermogen is (120+0)/2=60						(elk jaar wordt 30.000 afgeschreven)		
de gemiddelde boekhoudkundige winst is dan 10/60*100%						16,67%		

9.	De interne rentabiliteit							

De interne rentabiliteit is de rentevoet waarbij de contante waarde van de verwachte cashflows								
gelijk is aan het investeringsbedrag. Deze interne rentabiliteit moet natuurlijk altijd hoger zijn dan de bankrente. 								
Immers ander kon men zich de moeite besparen en het geld op de bank laten staan.		

We berekenen de interne rentabiliteit als volgt:		
We maken een schrijven een optelsom uit van alle contante waarden in elk jaar.		
We vullen die optelsom in met verschillende rentewaarden.		
Is de uitkomst hoger dan nul dan verlagen we de rentewaarde.		
Is de uikomst kleiner dan nul dan verhogen we de rentewaarde.		
Door interpolatie proberen we zo dicht mogelijk bij nul te komen.		
Met behulp van een spreadsheet is dit een fluitje van een cent, maar met de voorbeelden is dat ook zonder te doen.		

-120+40/(1+i) +40/(1+i)^2 +40/(1+i)^3 +440/(1+i)^4 = 0		
i =?	20,0%	-16,45061728
	10,0%	6,794617854
	12,6%	-0,000419961
		
10.	De netto contante waarde methode	
		
De netto contante-waarde-methode berekend de contante waarde van alle verwachtte cashflows.		
(vergeet niet de investeringen en desinvesteringen mee te nemen)		
Daarbij wordt als disconteringsvoet (rekenrente) de vermogenskostenvoet gebruikt.		
 (Dat is de gemiddelde rente waarvoor het vermogen met worden aangetrokken)		

NCW = -120+40/(1+i) +40/(1+i)^2 +40/(1+i)^3 +40/(1+i)^4  waarbij i = 7,5% (dat was gegeven)		
invullen geeft:		13,97305079

1